borneren

Conjugations List of Borneren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikborneerborneerdeheb geborneerd
jij, je, uborneertborneerdehebt geborneerd
hij, zij, hetborneertborneerdeheeft geborneerd
wijbornerenborneerdenhebben geborneerd
julliebornerenborneerdenhebben geborneerd
zij, zebornerenborneerdenhebben geborneerd

Presens

Example presens sentences for Borneren with some of the pronouns.

  • Ik borner
  • Jij bornert
  • Hij/Zij/Het bortnert
  • Wij/Jullie/Zij borneren

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Borneren with some of the pronouns.

  • Ik bonrde
  • Jij bonrde
  • Hij/Zij/Het bonrde
  • Wij/Jullie/Zij borden

Perfectum

Example perfectum sentences for Borneren with some of the pronouns.

  • Ik heb gebornerd
  • Jij hebt gebornerd
  • Hij/Zij/Het heeft gebornerd
  • Wij/Jullie/Zij hebben gebornerd