hosten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | host | hostte | heb gehost |
jij, je, u | host | hostte | hebt gehost |
hij, zij, het | host | hostte | heeft gehost |
wij | hosten | hostten | hebben gehost |
jullie | hosten | hostten | hebben gehost |
zij, ze | hosten | hostten | hebben gehost |
PresensBeta
Example presens sentences for Hosten with some of the pronouns.
- Ik host een evenement vanavond.
- Jij host regelmatig live streams op YouTube.
- Hij host een podcast over technologie.
- Zij hosten een conferentie volgende week.
- We hosten een feestje in onze achtertuin.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Hosten with some of the pronouns.
- Ik hostte vroeger vaak schoolfeesten.
- Jij hostte regelmatig talkshows op televisie.
- Hij hostte jarenlang een radioprogramma.
- Zij hostten vorige zomer een reeks concerten.
- We hostten vroeger kleinschalige evenementen in onze buurt.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Hosten with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren een evenement gehost.
- Jij hebt al meerdere keren live streams gehost op YouTube.
- Hij heeft vorige maand een succesvolle podcast gehost.
- Zij hebben vorig jaar een grote conferentie gehost.
- We hebben vorige week een geweldig feestje gehost.