klaarleggen

Conjugations List of Klaarleggen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikleg klaarlegde klaarheb klaargelegd
jij, je, ulegt klaarlegde klaarhebt klaargelegd
hij, zij, hetlegt klaarlegde klaarheeft klaargelegd
wijleggen klaarlegden klaarhebben klaargelegd
jullieleggen klaarlegden klaarhebben klaargelegd
zij, zeleggen klaarlegden klaarhebben klaargelegd

Presens
Beta

Example presens sentences for Klaarleggen with some of the pronouns.

  • Ik leg de boeken klaar.
  • Jij legt het gereedschap klaar.
  • Hij legt de kleren klaar.
  • Zij legt de tafel klaar.
  • Wij leggen de documenten klaar.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Klaarleggen with some of the pronouns.

  • Ik legde de boeken klaar.
  • Jij legde het gereedschap klaar.
  • Hij legde de kleren klaar.
  • Zij legde de tafel klaar.
  • Wij legden de documenten klaar.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Klaarleggen with some of the pronouns.

  • Ik heb de boeken klaargelegd.
  • Jij hebt het gereedschap klaargelegd.
  • Hij heeft de kleren klaargelegd.
  • Zij heeft de tafel klaargelegd.
  • Wij hebben de documenten klaargelegd.