verloven

Conjugations List of Verloven.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikverloofverloofdeheb verloofd
jij, je, uverlooftverloofdehebt verloofd
hij, zij, hetverlooftverloofdeheeft verloofd
wijverlovenverloofdenhebben verloofd
jullieverlovenverloofdenhebben verloofd
zij, zeverlovenverloofdenhebben verloofd

Presens
Beta

Example presens sentences for Verloven with some of the pronouns.

  • Ik verloof me met mijn partner.
  • Jij verlooft je met je vriendin.
  • Hij/zij verlooft zich met zijn/haar geliefde.
  • Wij verloven ons binnenkort.
  • Zij verloven zich op hun trouwdag.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Verloven with some of the pronouns.

  • Ik verloofde me met mijn partner.
  • Jij verloofde je met je vriendin.
  • Hij/zij verloofde zich met zijn/haar geliefde.
  • Wij verloofden ons binnenkort.
  • Zij verloofden zich op hun trouwdag.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Verloven with some of the pronouns.

  • Ik heb me verloofd met mijn partner.
  • Jij hebt je verloofd met je vriendin.
  • Hij/zij heeft zich verloofd met zijn/haar geliefde.
  • Wij hebben ons binnenkort verloofd.
  • Zij hebben zich op hun trouwdag verloofd.