inspelen

Conjugations List of Inspelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikspeel inspeelde inheb ingespeeld
jij, je, uspeelt inspeelde inhebt ingespeeld
hij, zij, hetspeelt inspeelde inheeft ingespeeld
wijspelen inspeelden inhebben ingespeeld
julliespelen inspeelden inhebben ingespeeld
zij, zespelen inspeelden inhebben ingespeeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Inspelen with some of the pronouns.

  • Ik speel in op de behoeften van mijn klanten.
  • Jij speelt goed in op veranderingen.
  • Hij speelt in op de actualiteit.
  • Wij spelen altijd in op nieuwe trends.
  • Zij spelen slim in op de marktvraag.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Inspelen with some of the pronouns.

  • Vroeger speelde ik niet goed in op nieuwe kansen.
  • Toen hij nog jong was, speelde hij vaak in op trends.
  • Wij speelden vroeger niet effectief in op de behoeften van onze klanten.
  • In die tijd speelden zij niet proactief in op de marktomstandigheden.
  • Als bedrijf speelden we destijds te weinig in op de concurrentie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Inspelen with some of the pronouns.

  • Ik heb ingespeeld op de wensen van de klant.
  • Jij bent goed ingespeeld op de ontwikkelingen in de industrie.
  • Hij heeft adequaat ingespeeld op de situatie.
  • Wij hebben succesvol ingespeeld op de vraag van de consument.
  • Zij zijn slim ingespeeld op de veranderende behoeften van de markt.