afstellen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | stel af | stelde af | heb afgesteld |
jij, je, u | stelt af | stelde af | hebt afgesteld |
hij, zij, het | stelt af | stelde af | heeft afgesteld |
wij | stellen af | stelden af | hebben afgesteld |
jullie | stellen af | stelden af | hebben afgesteld |
zij, ze | stellen af | stelden af | hebben afgesteld |
PresensBeta
Example presens sentences for Afstellen with some of the pronouns.
- Ik stel mijn wekker elke ochtend af.
- Hij stelt de thermostaat op een lagere temperatuur af.
- Zij stellen hun fietsen goed af voordat ze gaan rijden.
- Wij stellen de televisie in op het juiste kanaal.
- Jullie stellen de stoelen af voor het evenement.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afstellen with some of the pronouns.
- Ik stelde mijn horloge verkeerd af, dus kwam ik te laat.
- Hij stelde de microfoon niet goed af, waardoor er een kraakgeluid was.
- Zij stelden de instrumenten snel en efficiƫnt af voor het optreden.
- Wij stelden de camera's handmatig af voor de fotoshoot.
- Jullie stelden de apparatuur zorgvuldig af voordat jullie begonnen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afstellen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn camera afgevlast voor de fotoshoot.
- Hij heeft zijn gitaar afgesteld voor het concert.
- Zij hebben de machine nauwkeurig afgesteld voor optimale prestaties.
- Wij hebben de antenne afgestemd op de juiste frequentie.
- Jullie hebben de instrumenten perfect afgesteld voor de opname.