kapotgaan

Conjugations List of Kapotgaan.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikga kapotging kapotben kapotgegaan
jij, je, ugaat kapotging kapotbent kapotgegaan
hij, zij, hetgaat kapotging kapotis kapotgegaan
wijgaan kapotgingen kapotzijn kapotgegaan
julliegaan kapotgingen kapotzijn kapotgegaan
zij, zegaan kapotgingen kapotzijn kapotgegaan

Presens
Beta

Example presens sentences for Kapotgaan with some of the pronouns.

  • Mijn telefoon gaat kapot.
  • De auto's gaan vaak kapot.
  • Ik ga ervan uit dat de wasmachine kapotgaat.
  • Zij gaan nooit naar die bioscoop, omdat de projectoren altijd kapotgaan.
  • De buren klagen dat hun televisie steeds kapotgaat.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kapotgaan with some of the pronouns.

  • Toen ik jonger was, ging mijn rugzak vaak kapot.
  • Het raam ging kapot toen er een bal tegenaan vloog.
  • Vroeger gingen de oudere televisies snel kapot.
  • Tijdens de storm gingen veel bomen kapot.
  • Ze kwamen thuis en ontdekten dat de waterleiding was kapotgegaan.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kapotgaan with some of the pronouns.

  • Mijn laptop is kapotgegaan.
  • Hij is gisteren naar de reparatiewinkel gegaan omdat zijn fiets kapot is gegaan.
  • Wij zijn op vakantie geweest en tijdens de reis zijn onze koffers kapotgegaan.
  • De glazen zijn kapotgegaan toen ze van de tafel vielen.
  • De kinderen hebben het speelgoed kapotgemaakt.