begrenzen

Conjugations List of Begrenzen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbegrensbegrensdeheb begrensd
jij, je, ubegrenstbegrensdehebt begrensd
hij, zij, hetbegrenstbegrensdeheeft begrensd
wijbegrenzenbegrensdenhebben begrensd
julliebegrenzenbegrensdenhebben begrensd
zij, zebegrenzenbegrensdenhebben begrensd

Presens
Beta

Example presens sentences for Begrenzen with some of the pronouns.

  • Ik begrens de activiteiten tot een bepaald gebied.
  • Jij begrenst de snelheid op deze weg.
  • Hij begrenst de maximale tijd voor de presentaties.
  • Wij begrenzen het aantal deelnemers aan het evenement.
  • Zij begrenzen de toegang tot het natuurgebied.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Begrenzen with some of the pronouns.

  • Ik begrensde de activiteiten tot een bepaald gebied.
  • Jij begrensde de snelheid op deze weg.
  • Hij begrensde de maximale tijd voor de presentaties.
  • Wij begrensden het aantal deelnemers aan het evenement.
  • Zij begrensden de toegang tot het natuurgebied.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Begrenzen with some of the pronouns.

  • Ik heb de activiteiten tot een bepaald gebied begrensd.
  • Jij hebt de snelheid op deze weg begrensd.
  • Hij heeft de maximale tijd voor de presentaties begrensd.
  • Wij hebben het aantal deelnemers aan het evenement begrensd.
  • Zij hebben de toegang tot het natuurgebied begrensd.