irriteren

Conjugations List of Irriteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikirriteerirriteerdeheb geïrriteerd
jij, je, uirriteertirriteerdehebt geïrriteerd
hij, zij, hetirriteertirriteerdeheeft geïrriteerd
wijirriterenirriteerdenhebben geïrriteerd
jullieirriterenirriteerdenhebben geïrriteerd
zij, zeirriterenirriteerdenhebben geïrriteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Irriteren with some of the pronouns.

  • Ik irriteer me aan zijn gedrag.
  • Jij irriteert je altijd als ik te laat ben.
  • Hij irriteert zich aan de muziek die ze luistert.
  • Wij irriteren ons aan de trage service in dit restaurant.
  • Zij irriteren zich aan het lawaai van de bouwwerkzaamheden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Irriteren with some of the pronouns.

  • Ik ergerde me aan zijn gedrag.
  • Jij ergerde je altijd als ik te laat was.
  • Hij ergerde zich aan de muziek die ze luisterde.
  • Wij ergerden ons aan de trage service in dit restaurant.
  • Zij ergerden zich aan het lawaai van de bouwwerkzaamheden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Irriteren with some of the pronouns.

  • Ik heb me geïrriteerd aan zijn gedrag.
  • Jij hebt je altijd geïrriteerd als ik te laat was.
  • Hij heeft zich geïrriteerd aan de muziek die ze luisterde.
  • Wij hebben ons geïrriteerd aan de trage service in dit restaurant.
  • Zij hebben zich geïrriteerd aan het lawaai van de bouwwerkzaamheden.