overslaan
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | sla over | sloeg over | heb overgeslagen |
jij, je, u | slaat over | sloeg over | hebt overgeslagen |
hij, zij, het | slaat over | sloeg over | heeft overgeslagen |
wij | slaan over | sloegen over | hebben overgeslagen |
jullie | slaan over | sloegen over | hebben overgeslagen |
zij, ze | slaan over | sloegen over | hebben overgeslagen |
PresensBeta
Example presens sentences for Overslaan with some of the pronouns.
- Ik sla de maaltijd over omdat ik vol zit.
- Jij slaat altijd je ontbijt over, maar dat is niet gezond.
- Hij slaat het hoofdstuk in het boek over en leest verder.
- Wij slaan de vergadering over vanwege het slechte weer.
- Jullie slaan geen enkele kans over om te feesten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Overslaan with some of the pronouns.
- Ik sloeg de maaltijd over omdat ik vol zat.
- Jij sloeg altijd je ontbijt over, maar dat was niet gezond.
- Hij sloeg het hoofdstuk in het boek over en las verder.
- Wij sloegen de vergadering over vanwege het slechte weer.
- Jullie sloegen geen enkele kans over om te feesten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Overslaan with some of the pronouns.
- Ik heb de maaltijd overgeslagen omdat ik vol zat.
- Jij hebt altijd je ontbijt overgeslagen, maar dat is niet gezond.
- Hij heeft het hoofdstuk in het boek overgeslagen en is verder gaan lezen.
- Wij hebben de vergadering overgeslagen vanwege het slechte weer.
- Jullie hebben geen enkele kans overgeslagen om te feesten.