bruinen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bruin | bruinde | heb gebruind |
jij, je, u | bruint | bruinde | hebt gebruind |
hij, zij, het | bruint | bruinde | heeft gebruind |
wij | bruinen | bruinden | hebben gebruind |
jullie | bruinen | bruinden | hebben gebruind |
zij, ze | bruinen | bruinden | hebben gebruind |
PresensBeta
Example presens sentences for Bruinen with some of the pronouns.
- Ik bruin in de zon.
- Jij bruint snel.
- Hij/Zij bruint op het strand.
- Wij bruinen graag tijdens de vakantie.
- Zij bruinen hun huid regelmatig.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bruinen with some of the pronouns.
- Ik heb gebruint in tropische landen.
- Jij bent gebruint door de zon.
- Hij/Zij is nooit echt gebruint geweest.
- Wij hebben onze huid gebruint voor de bruiloft.
- Zij zijn pas recentelijk gebruint.