moezen

Conjugations List of Moezen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmoesmoesdeheb gemoesd
jij, je, umoestmoesdehebt gemoesd
hij, zij, hetmoestmoesdeheeft gemoesd
wijmoezenmoesdenhebben gemoesd
julliemoezenmoesdenhebben gemoesd
zij, zemoezenmoesdenhebben gemoesd

Presens
Beta

Example presens sentences for Moezen with some of the pronouns.

  • Ik moet naar de supermarkt.
  • Jij moet je huiswerk maken.
  • Hij moet vroeg opstaan.
  • Zij moeten de afwas doen.
  • Wij moeten de trein halen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Moezen with some of the pronouns.

  • Vroeger moesde ik vaak met mijn buurman.
  • Toen ik jong was, moesden we altijd buiten spelen.
  • Hij moesde elke dag naar zijn werk.
  • Zij moesden samen de taart bakken.
  • Wij moesden vaak naar de bioscoop gaan.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Moezen with some of the pronouns.

  • Ik heb gemoezd met mijn vrienden.
  • Jij hebt moezen in het park.
  • Hij heeft gisteren gemoezd met zijn collega.
  • Zij hebben al lang niet meer gemoezd.
  • Wij hebben veel gemoezd tijdens onze vakantie.