inkleuren

Conjugations List of Inkleuren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkleur inkleurde inheb ingekleurd
jij, je, ukleurt inkleurde inhebt ingekleurd
hij, zij, hetkleurt inkleurde inheeft ingekleurd
wijkleuren inkleurden inhebben ingekleurd
julliekleuren inkleurden inhebben ingekleurd
zij, zekleuren inkleurden inhebben ingekleurd

Presens
Beta

Example presens sentences for Inkleuren with some of the pronouns.

  • Ik kleur in de tekening.
  • Jij kleurt de afbeelding in.
  • Hij/Zij kleurt graag met potloden.
  • Wij kleuren de bloemen mooi in.
  • Jullie kleuren het kleurboek vol.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Inkleuren with some of the pronouns.

  • Ik kleurde altijd graag in mijn vrije tijd.
  • Jij kleurde de tekening gisteren in.
  • Hij/Zij kleurde vaak buiten de lijntjes.
  • Wij kleurden samen de hele middag in.
  • Jullie kleurden vroeger veel inkleurplaten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Inkleuren with some of the pronouns.

  • Ik heb de tekening ingekleurd.
  • Jij hebt de afbeelding mooi ingekleurd.
  • Hij/Zij heeft met verschillende kleuren ingekleurd.
  • Wij hebben de kleuren zorgvuldig ingekleurd.
  • Jullie hebben het kleurboek helemaal ingekleurd.