afbakken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bak af | bakte af | heb afgebakken |
jij, je, u | bakt af | bakte af | hebt afgebakken |
hij, zij, het | bakt af | bakte af | heeft afgebakken |
wij | bakken af | bakten af | hebben afgebakken |
jullie | bakken af | bakten af | hebben afgebakken |
zij, ze | bakken af | bakten af | hebben afgebakken |
PresensBeta
Example presens sentences for Afbakken with some of the pronouns.
- Ik bak de broodjes af in de oven.
- Jij bakt de croissantjes af voor het ontbijt.
- Hij/Zij bakt de taart af voor het feest.
- Wij bakken de pizza af in de pizzeria.
- Jullie bakken de koekjes af voor de verkoop.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afbakken with some of the pronouns.
- Ik bakte de broodjes af in de oven.
- Jij bakte de croissantjes af voor het ontbijt.
- Hij/Zij bakte de taart af voor het feest.
- Wij bakte de pizza af in de pizzeria.
- Jullie bakte de koekjes af voor de verkoop.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afbakken with some of the pronouns.
- Ik heb de broodjes afgebakken in de oven.
- Jij hebt de croissantjes afgebakken voor het ontbijt.
- Hij/Zij heeft de taart afgebakken voor het feest.
- Wij hebben de pizza afgebakken in de pizzeria.
- Jullie hebben de koekjes afgebakken voor de verkoop.