mailen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | mailde | heb gemaild | |
jij, je, u | mailt | mailde | hebt gemaild |
hij, zij, het | mailt | mailde | heeft gemaild |
wij | mailen | mailden | hebben gemaild |
jullie | mailen | mailden | hebben gemaild |
zij, ze | mailen | mailden | hebben gemaild |
PresensBeta
Example presens sentences for Mailen with some of the pronouns.
- Ik mail regelmatig naar mijn vrienden.
- Jij mailt altijd snel terug.
- Hij/zij mailt vaak voor zijn/haar werk.
- Wij mailen graag foto's naar elkaar.
- Jullie mailen veel over jullie vakantieplannen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Mailen with some of the pronouns.
- Toen ik jong was, mailde ik met mijn penpals.
- Vroeger mailde jij altijd met je familie in het buitenland.
- Hij/zij mailde regelmatig brieven voor zijn/haar werk.
- Wij mailden elkaar elke dag tijdens onze langeafstandsrelatie.
- Jullie mailden vaak over schoolprojecten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Mailen with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren een e-mail naar mijn collega gestuurd.
- Jij hebt al meerdere mails verstuurd vandaag.
- Hij/zij heeft de belangrijke informatie per e-mail ontvangen.
- Wij hebben elkaar regelmatig gemaild in het verleden.
- Jullie hebben de uitnodiging per e-mail ontvangen.