verslijten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verslijt | versleet | heb versleten |
jij, je, u | verslijt | versleet | hebt versleten |
hij, zij, het | verslijt | versleet | heeft versleten |
wij | verslijten | versleten | hebben versleten |
jullie | verslijten | versleten | hebben versleten |
zij, ze | verslijten | versleten | hebben versleten |
Presens
Example presens sentences for Verslijten with some of the pronouns.
- Ik verslijt mijn schoenen snel.
- Jij verslijt je kleding te vaak.
- Hij verslijt zijn tijd met nutteloze activiteiten.
- Wij verslijten onze energie aan onbelangrijke discussies.
- Zij verslijten hun dagen op het strand.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Verslijten with some of the pronouns.
- Ik versleet mijn schoenen snel.
- Jij versleet je kleding te vaak.
- Hij versleet zijn tijd met nutteloze activiteiten.
- Wij versleten onze energie aan onbelangrijke discussies.
- Zij versleten hun dagen op het strand.
Perfectum
Example perfectum sentences for Verslijten with some of the pronouns.
- Ik heb mijn schoenen versleten.
- Jij hebt je kleding te vaak versleten.
- Hij heeft zijn tijd met nutteloze activiteiten versleten.
- Wij hebben onze energie aan onbelangrijke discussies versleten.
- Zij hebben hun dagen op het strand versleten.