vlezen

Conjugations List of Vlezen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvleesvleesdeheb gevleesd
jij, je, uvleestvleesdehebt gevleesd
hij, zij, hetvleestvleesdeheeft gevleesd
wijvlezenvleesdenhebben gevleesd
jullievlezenvleesdenhebben gevleesd
zij, zevlezenvleesdenhebben gevleesd

Presens

Example presens sentences for Vlezen with some of the pronouns.

  • Ik vlees elke dag voor het avondeten.
  • Jij vleest altijd je eigen kleren.
  • Hij vleest graag in zijn vrije tijd.
  • Wij vlezen samen op zondagochtend.
  • Zij vlezen de krant voordat ze naar bed gaan.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Vlezen with some of the pronouns.

  • Vroeger vleesde ik regelmatig, maar nu ben ik vegetariër.
  • Toen ik jong was, vleesde ik altijd met mijn ouders.
  • Hij vleesde elke zondag bij zijn grootouders.
  • Wij vleesden vaak tijdens vakanties in het buitenland.
  • Zij vleesden vroeger samen in dezelfde slagerij.

Perfectum

Example perfectum sentences for Vlezen with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren vlees gegeten.
  • Jij hebt al eerder vlees bereid.
  • Hij heeft nog nooit lamsvlees geproefd.
  • Wij hebben een heerlijk vleesgerecht gekookt.
  • Zij hebben vorige week vegetarisch vlees gekocht.