afdingen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ding af | dong af | heb afgedongen |
jij, je, u | dingt af | dong af | hebt afgedongen |
hij, zij, het | dingt af | dong af | heeft afgedongen |
wij | dingen af | dongen af | hebben afgedongen |
jullie | dingen af | dongen af | hebben afgedongen |
zij, ze | dingen af | dongen af | hebben afgedongen |
PresensBeta
Example presens sentences for Afdingen with some of the pronouns.
- Ik ding af bij de marktkraam.
- Jij dingt af op de prijs van de auto.
- Hij/zij/het dingt af op de prijzen van de producten.
- Wij dingen af tijdens de onderhandelingen.
- Zij dingen af op de waarde van het huis.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afdingen with some of the pronouns.
- Ik dong af bij de marktkraam.
- Jij dong af op de prijs van de auto.
- Hij/zij/het dong af op de prijzen van de producten.
- Wij dongen af tijdens de onderhandelingen.
- Zij dongen af op de waarde van het huis.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afdingen with some of the pronouns.
- Ik heb afgedongen bij de marktkraam.
- Jij hebt afgedongen op de prijs van de auto.
- Hij/zij/het heeft afgedongen op de prijzen van de producten.
- Wij hebben afgedongen tijdens de onderhandelingen.
- Zij hebben afgedongen op de waarde van het huis.