zulten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zult | zultte | heb gezult |
jij, je, u | zult | zultte | hebt gezult |
hij, zij, het | zult | zultte | heeft gezult |
wij | zulten | zultten | hebben gezult |
jullie | zulten | zultten | hebben gezult |
zij, ze | zulten | zultten | hebben gezult |
PresensBeta
Example presens sentences for Zulten with some of the pronouns.
- Ik zult boeken lezen.
- Jij zult naar de stad gaan.
- Hij zal het huis schoonmaken.
- Wij zullen naar de film kijken.
- Zij zullen een wandeling maken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Zulten with some of the pronouns.
- Ik las boeken.
- Jij ging naar de stad.
- Hij maakte het huis schoon.
- Wij keken naar de film.
- Zij maakten een wandeling.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Zulten with some of the pronouns.
- Ik heb boeken gelezen.
- Jij bent naar de stad gegaan.
- Hij heeft het huis schoongemaakt.
- Wij hebben naar de film gekeken.
- Zij hebben een wandeling gemaakt.