wegvluchten

Conjugations List of Wegvluchten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvlucht wegvluchtte wegben weggevlucht
jij, je, uvlucht wegvluchtte wegbent weggevlucht
hij, zij, hetvlucht wegvluchtte wegis weggevlucht
wijvluchten wegvluchtten wegzijn weggevlucht
jullievluchten wegvluchtten wegzijn weggevlucht
zij, zevluchten wegvluchtten wegzijn weggevlucht

Presens
Beta

Example presens sentences for Wegvluchten with some of the pronouns.

  • Ik vlucht weg van de gevaarlijke situatie.
  • Jij vlucht weg als je bang bent.
  • Hij/zij/het vlucht weg voor de dreiging.
  • Wij vluchten weg naar een veilige plek.
  • Zij vluchten weg om te ontsnappen aan hun vijanden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Wegvluchten with some of the pronouns.

  • Ik vluchtte weg van de ene plek naar de andere.
  • Jij vluchtte weg zodra je iets verdachts zag.
  • Hij/zij/het vluchtte weg na het horen van een harde knal.
  • Wij vluchtten weg voor de naderende storm.
  • Zij vluchtten weg zonder achterom te kijken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Wegvluchten with some of the pronouns.

  • Ik ben weggevlucht toen het gevaar toesloeg.
  • Jij bent weggevlucht voordat ze je konden pakken.
  • Hij/zij/het is weggevlucht uit het brandende gebouw.
  • Wij zijn weggevlucht tijdens de paniek.
  • Zij zijn weggevlucht nadat ze de overval hadden gepleegd.