luizen

Conjugations List of Luizen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikluisluisdeheb geluisd
jij, je, uluistluisdehebt geluisd
hij, zij, hetluistluisdeheeft geluisd
wijluizenluisdenhebben geluisd
jullieluizenluisdenhebben geluisd
zij, zeluizenluisdenhebben geluisd

Presens
Beta

Example presens sentences for Luizen with some of the pronouns.

  • Ik luizen mijn haar regelmatig.
  • Jij luist het huis tegen luizen.
  • Hij luist de kinderen in de klas.
  • Wij luizen onze kleding voor gebruik.
  • Zij luizen de hond met een speciale shampoo.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Luizen with some of the pronouns.

  • Ik luiste mijn haar vaak toen ik jong was.
  • Jij luistte het huis tegen luizen vroeger.
  • Hij luistte de kinderen in de klas altijd.
  • Wij luisten onze kleding regelmatig in het verleden.
  • Zij luisten de hond met een speciale shampoo elke maand.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Luizen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn haar geluist om van de luizen af te komen.
  • Jij hebt het huis tegen luizen geluist.
  • Hij heeft de kinderen in de klas geluist.
  • Wij hebben onze kleding geluist voordat we ze droegen.
  • Zij hebben de hond met een speciale shampoo geluist.