fitten

Conjugations List of Fitten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikfitfitteheb gefit
jij, je, ufitfittehebt gefit
hij, zij, hetfitfitteheeft gefit
wijfittenfittenhebben gefit
julliefittenfittenhebben gefit
zij, zefittenfittenhebben gefit

Presens
Beta

Example presens sentences for Fitten with some of the pronouns.

  • Ik fit regelmatig in de sportschool.
  • Jij fitst altijd zo goed in die strakke jurk.
  • Hij/zij/het fitt graag met zijn/haar vrienden.
  • Wij fitten vaak over politiek.
  • Jullie fitten elkaar constant, maar het is allemaal liefde.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Fitten with some of the pronouns.

  • Vroeger fitte ik elke dag, maar nu ben ik gestopt.
  • Jij fitte vroeger beter dan nu.
  • Hij/zij/het fitt altijd als een professional.
  • Wij fitten regelmatig in de avonden.
  • Jullie fitten vaak samen op vrijdagavonden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Fitten with some of the pronouns.

  • Ik heb gefit in de wedstrijd gisteren.
  • Jij bent altijd goed geweest in fitten.
  • Hij/zij/het is blijven fitten ondanks de tegenslagen.
  • Wij hebben al veel gefit sinds we begonnen zijn.
  • Jullie zijn al een tijdje aan het fitten, nietwaar?