vernielen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verniel | vernielde | heb vernield |
jij, je, u | vernielt | vernielde | hebt vernield |
hij, zij, het | vernielt | vernielde | heeft vernield |
wij | vernielen | vernielden | hebben vernield |
jullie | vernielen | vernielden | hebben vernield |
zij, ze | vernielen | vernielden | hebben vernield |
PresensBeta
Example presens sentences for Vernielen with some of the pronouns.
- Ik verniel de oude meubels.
- Jij vernielt het schilderij.
- Hij vernielt de tuinhekken.
- Zij vernielen de speeltuin.
- We vernielen de gebroken glazen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vernielen with some of the pronouns.
- Ik vernielde de oude meubels.
- Jij vernielde het schilderij.
- Hij vernielde de tuinhekken.
- Zij vernielden de speeltuin.
- We vernielden de gebroken glazen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vernielen with some of the pronouns.
- Ik heb de oude meubels vernield.
- Jij hebt het schilderij vernield.
- Hij heeft de tuinhekken vernield.
- Zij hebben de speeltuin vernield.
- We hebben de gebroken glazen vernield.