verbasteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verbaster | verbasterde | heb verbasterd |
jij, je, u | verbastert | verbasterde | hebt verbasterd |
hij, zij, het | verbastert | verbasterde | heeft verbasterd |
wij | verbasteren | verbasterden | hebben verbasterd |
jullie | verbasteren | verbasterden | hebben verbasterd |
zij, ze | verbasteren | verbasterden | hebben verbasterd |
PresensBeta
Example presens sentences for Verbasteren with some of the pronouns.
- Ik verbaster de Nederlandse taal niet.
- Jij verbastert woorden vaak onbedoeld.
- Hij verbastert de uitspraak van dat woord.
- Zij verbasteren de originele betekenis van het verhaal.
- Wij verbasteren de grammaticaregels soms bewust.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verbasteren with some of the pronouns.
- Ik verbasterde de Nederlandse taal regelmatig.
- Jij verbasterde woorden vaak onbedoeld in het verleden.
- Hij verbasterde de uitspraak van dat woord vroeger.
- Zij verbasterden de originele betekenis van het verhaal altijd.
- Wij verbasterden de grammaticaregels soms bewust in het verleden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verbasteren with some of the pronouns.
- Ik heb de Nederlandse taal verbasterd.
- Jij hebt woorden vaak onbedoeld verbasterd.
- Hij heeft de uitspraak van dat woord verbasterd.
- Zij hebben de originele betekenis van het verhaal verbasterd.
- Wij hebben de grammaticaregels soms bewust verbasterd.