storen

Conjugations List of Storen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstoorstoordeheb gestoord
jij, je, ustoortstoordehebt gestoord
hij, zij, hetstoortstoordeheeft gestoord
wijstorenstoordenhebben gestoord
julliestorenstoordenhebben gestoord
zij, zestorenstoordenhebben gestoord

Presens
Beta

Example presens sentences for Storen with some of the pronouns.

  • Ik stoor me aan het lawaai.
  • Jij stoort je altijd aan kleine dingen.
  • Hij stoort zich niet aan kritiek.
  • Wij storen ons aan de trage service in dit restaurant.
  • Zij storen zich aan de rommelige omgeving.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Storen with some of the pronouns.

  • Ik stoorde me aan het geluid van de bouwplaats.
  • Jij stoorde je vroeger vaak aan onrechtvaardigheid.
  • Hij stoorde zich niet aan de opmerkingen van anderen.
  • Wij stoorden ons aan het gebrek aan respect.
  • Zij stoorden zich aan de onduidelijke instructies.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Storen with some of the pronouns.

  • Ik heb me gestoord aan zijn gedrag.
  • Jij hebt je altijd gestoord aan hun gebrek aan punctualiteit.
  • Hij heeft zich niet gestoord aan de vertraging.
  • Wij hebben ons gestoord aan de slechte communicatie.
  • Zij hebben zich gestoord aan de hoge prijzen.