timen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | time | timede | heb getimed |
jij, je, u | timet | timede | hebt getimed |
hij, zij, het | timet | timede | heeft getimed |
wij | timen | timeden | hebben getimed |
jullie | timen | timeden | hebben getimed |
zij, ze | timen | timeden | hebben getimed |
PresensBeta
Example presens sentences for Timen with some of the pronouns.
- Ik time elke dag mijn taken zorgvuldig.
- Jij timet altijd op het juiste moment.
- Hij/zij/het timet zijn/haar activiteiten goed.
- Wij timen onze prestaties tijdens de training.
- Jullie timen de race tot in de kleinste details.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Timen with some of the pronouns.
- Vroeger timede ik mijn projecten niet zo goed.
- Jij timede altijd te vroeg voor de vergadering.
- Hij/zij/het timede vaak verkeerd tijdens het spel.
- Wij timeden onze activiteiten niet gelijktijdig.
- Jullie timeden de rit onhandig en waren te laat.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Timen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn afspraak op tijd getimed.
- Jij hebt de wedstrijd perfect getimed.
- Hij/zij/het heeft zijn/haar presentatie goed getimed.
- Wij hebben de actie nauwkeurig getimed.
- Jullie hebben de deadline net op tijd getimed.