inbeelden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | beeld in | beeldde in | heb ingebeeld |
jij, je, u | beeldt in | beeldde in | hebt ingebeeld |
hij, zij, het | beeldt in | beeldde in | heeft ingebeeld |
wij | beelden in | beeldden in | hebben ingebeeld |
jullie | beelden in | beeldden in | hebben ingebeeld |
zij, ze | beelden in | beeldden in | hebben ingebeeld |
Presens
Example presens sentences for Inbeelden with some of the pronouns.
- Ik beeld me in dat ik op het strand lig.
- Jij beeldt je in dat je in een andere wereld bent.
- Hij/zij beeldt zich in dat hij/zij een superheld is.
- Wij beelden ons in dat we op een tropisch eiland zijn.
- Jullie beelden je in dat jullie beroemdheden zijn.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Inbeelden with some of the pronouns.
- Ik beeldde me in dat ik een astronaut was.
- Jij beeldde je in dat je een popster was.
- Hij/zij beeldde zich in dat hij/zij kon teleporteren.
- Wij beeldden ons in dat we in een middeleeuws kasteel woonden.
- Jullie beeldden je in dat jullie magiërs waren.
Perfectum
Example perfectum sentences for Inbeelden with some of the pronouns.
- Ik heb me ingebeeld dat ik kon vliegen.
- Jij hebt je ingebeeld dat je de loterij had gewonnen.
- Hij/zij heeft zich ingebeeld dat hij/zij de beste was.
- Wij hebben ons ingebeeld dat we in een sprookje leefden.
- Jullie hebben je ingebeeld dat jullie de wereld konden veranderen.