tapen

Conjugations List of Tapen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktapetapeteheb getapet
jij, je, utapettapetehebt getapet
hij, zij, hettapettapeteheeft getapet
wijtapentapetenhebben getapet
jullietapentapetenhebben getapet
zij, zetapentapetenhebben getapet

Presens
Beta

Example presens sentences for Tapen with some of the pronouns.

  • Ik tape de dozen dicht.
  • Jij tapt het bierfust aan.
  • Hij tapt een glas water.
  • Wij tapen de kabels goed vast.
  • Zij tapen de lekkende buis af.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Tapen with some of the pronouns.

  • Ik tapete de dozen dicht.
  • Jij tapete het bierfust aan.
  • Hij tapete een glas water.
  • Wij tapeten de kabels goed vast.
  • Zij tapeten de lekkende buis af.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Tapen with some of the pronouns.

  • Ik heb de dozen dichtgetaped.
  • Jij hebt het bierfust aange­tapt.
  • Hij heeft een glas water getapt.
  • Wij hebben de kabels goed vastgetaped.
  • Zij hebben de lekkende buis afgetaped.