begaan
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bega | beging | heb begaan |
jij, je, u | begaat | beging | hebt begaan |
hij, zij, het | begaat | beging | heeft begaan |
wij | begaan | begingen | hebben begaan |
jullie | begaan | begingen | hebben begaan |
zij, ze | begaan | begingen | hebben begaan |
PresensBeta
Example presens sentences for Begaan with some of the pronouns.
- Ik bega een fout.
- Hij begaat vaak dezelfde vergissing.
- Zij begaan onrechtvaardigheden.
- Wij begaan een misstap.
- Jullie begaan een grote blunder.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Begaan with some of the pronouns.
- Ik beging een fout.
- Hij beging vaak dezelfde vergissing.
- Zij begingen onrechtvaardigheden.
- Wij begingen een misstap.
- Jullie begingen een grote blunder.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Begaan with some of the pronouns.
- Ik heb een fout begaan.
- Hij heeft vaak dezelfde vergissing begaan.
- Zij hebben onrechtvaardigheden begaan.
- Wij hebben een misstap begaan.
- Jullie hebben een grote blunder begaan.