afbakenen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | baken af | bakende af | heb afgebakend |
jij, je, u | bakent af | bakende af | hebt afgebakend |
hij, zij, het | bakent af | bakende af | heeft afgebakend |
wij | bakenen af | bakenden af | hebben afgebakend |
jullie | bakenen af | bakenden af | hebben afgebakend |
zij, ze | bakenen af | bakenden af | hebben afgebakend |
PresensBeta
Example presens sentences for Afbakenen with some of the pronouns.
- Ik bakende het terrein af voor de bouwwerkzaamheden.
- Jij bakenent het gebied af met hekken.
- Hij/zij/het bakent de grenzen duidelijk af.
- Wij bakenen onze verantwoordelijkheden goed af.
- Jullie bakenen de taken zorgvuldig af.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afbakenen with some of the pronouns.
- Ik bakenede het terrein af voor de bouwwerkzaamheden.
- Jij bakenedent het gebied af met hekken.
- Hij/zij/het bakenede de grenzen duidelijk af.
- Wij bakeneden onze verantwoordelijkheden goed af.
- Jullie bakeneden de taken zorgvuldig af.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afbakenen with some of the pronouns.
- Ik heb het terrein afgebakend voor de bouwwerkzaamheden.
- Jij hebt het gebied afgebakend met hekken.
- Hij/zij/het heeft de grenzen duidelijk afgebakend.
- Wij hebben onze verantwoordelijkheden goed afgebakend.
- Jullie hebben de taken zorgvuldig afgebakend.