afwerken

Conjugations List of Afwerken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwerk afwerkte afheb afgewerkt
jij, je, uwerkt afwerkte afhebt afgewerkt
hij, zij, hetwerkt afwerkte afheeft afgewerkt
wijwerken afwerkten afhebben afgewerkt
julliewerken afwerkten afhebben afgewerkt
zij, zewerken afwerkten afhebben afgewerkt

Presens
Beta

Example presens sentences for Afwerken with some of the pronouns.

  • Ik werk de opdracht af.
  • Hij werkt het project af.
  • Zij werken de taak af.
  • We werken de klus af.
  • Jullie werken het werkstuk af.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afwerken with some of the pronouns.

  • Ik werkte de opdracht af.
  • Hij werkte het project af.
  • Zij werkten de taak af.
  • We werkten de klus af.
  • Jullie werkten het werkstuk af.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afwerken with some of the pronouns.

  • Ik heb de opdracht afgewerkt.
  • Hij heeft het project afgewerkt.
  • Zij hebben de taak afgewerkt.
  • We hebben de klus afgewerkt.
  • Jullie hebben het werkstuk afgewerkt.