inschieten

Conjugations List of Inschieten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschiet inschoot inheb ingeschoten
jij, je, uschiet inschoot inhebt ingeschoten
hij, zij, hetschiet inschoot inheeft ingeschoten
wijschieten inschoten inhebben ingeschoten
jullieschieten inschoten inhebben ingeschoten
zij, zeschieten inschoten inhebben ingeschoten

Presens
Beta

Example presens sentences for Inschieten with some of the pronouns.

  • Ik schiet altijd raak.
  • Jij schiet snel en accuraat.
  • Hij schiet met zijn ogen dicht.
  • Wij schieten graag in de buitenlucht.
  • Zij schieten met precisie.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Inschieten with some of the pronouns.

  • Vroeger schoot ik altijd in de roos.
  • Toen jij jong was, schoot je ver en hoog.
  • Hij schoot telkens mis tijdens de training.
  • Wij schoten vroeger met pijl en boog.
  • Zij vuurden onophoudelijk schoten af.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Inschieten with some of the pronouns.

  • Ik ben goed ingeschoten.
  • Jij hebt al vaak ingeschoten.
  • Hij is vorige week ingeschoten.
  • Wij hebben ons doelwit ingeschoten.
  • Zij hebben het doel gemist en naastgeschoten.