sissen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | sis | siste | heb gesist |
jij, je, u | sist | siste | hebt gesist |
hij, zij, het | sist | siste | heeft gesist |
wij | sissen | sisten | hebben gesist |
jullie | sissen | sisten | hebben gesist |
zij, ze | sissen | sisten | hebben gesist |
PresensBeta
Example presens sentences for Sissen with some of the pronouns.
- De slang sist dreigend.
- Ik sis een waarschuwing naar mijn broer.
- Jij sist altijd als je geïrriteerd bent.
- De kat sist naar de hond.
- Waarom sis je zo tegen mij?
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Sissen with some of the pronouns.
- Vroeger sisten slangen ook al in het wild.
- Toen ik jonger was, siste ik altijd als ik bang was.
- Elke keer als hij thuiskwam, siste zijn moeder naar hem.
- Mijn zusjes sisten vaak stiekem om me te plagen.
- Tijdens de ruzie sisten ze woedend naar elkaar.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Sissen with some of the pronouns.
- Hij heeft gesist toen hij geschrokken was.
- We hebben allemaal gesist bij die enge film.
- Ze is boos geworden omdat hij naar haar siste.
- Ik heb vaker gesist dan gelachen tijdens die comedyshow.
- Hebben jullie ooit naar elkaar gesist als teken van geheimtaal?