aannemen

Conjugations List of Aannemen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikneem aannam aanheb aangenomen
jij, je, uneemt aannam aanhebt aangenomen
hij, zij, hetneemt aannam aanheeft aangenomen
wijnemen aannamen aanhebben aangenomen
jullienemen aannamen aanhebben aangenomen
zij, zenemen aannamen aanhebben aangenomen

Presens
Beta

Example presens sentences for Aannemen with some of the pronouns.

  • Ik neem aan dat het morgen mooi weer wordt.
  • Jij neemt aan dat hij gelijk heeft.
  • Hij neemt aan dat de vergadering om 10 uur begint.
  • Wij nemen aan dat ze op tijd zullen arriveren.
  • Zij nemen aan dat de prijzen zullen stijgen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aannemen with some of the pronouns.

  • Ik nam aan dat het snel zou gaan regenen.
  • Jij nam aan dat ze haar belofte zou nakomen.
  • Hij nam aan dat ze vroeg thuis zou komen.
  • Wij namen aan dat het een drukke dag zou worden.
  • Zij namen aan dat de presentatie lang zou duren.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aannemen with some of the pronouns.

  • Ik heb aangenomen dat ze de opdracht zou afmaken.
  • Jij hebt aangenomen dat het feest al begonnen is.
  • Hij heeft aangenomen dat ze akkoord zouden gaan met de voorwaarden.
  • Wij hebben aangenomen dat jullie al vertrokken zijn.
  • Zij hebben aangenomen dat de trein vertraging heeft.