loslaten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | laat los | liet los | heb losgelaten |
jij, je, u | laat los | liet los | hebt losgelaten |
hij, zij, het | laat los | liet los | heeft losgelaten |
wij | laten los | lieten los | hebben losgelaten |
jullie | laten los | lieten los | hebben losgelaten |
zij, ze | laten los | lieten los | hebben losgelaten |
PresensBeta
Example presens sentences for Loslaten with some of the pronouns.
- Ik laat de ballon los bij het raam.
- Hij laat zijn angsten los en gaat verder met zijn leven.
- Wij laten de hond los in het park.
- Jullie laten de touwen los en laten de vlag wapperen in de wind.
- De kinderen laten de ballonnen los en kijken hoe ze de lucht in zweven.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Loslaten with some of the pronouns.
- Toen ik jong was, liet ik mijn ouders' hand los en liep ik zelfstandig.
- Hij liet de kans om te studeren in het buitenland los en koos voor een baan dichter bij huis.
- Wij lieten de ballon per ongeluk los en zagen hem langzaam wegdrijven.
- Jullie lieten de kat los in de tuin en hij verdween tussen de struiken.
- Vroeger lieten de boeren de koeien loslopen in de wei.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Loslaten with some of the pronouns.
- Ik heb de zorgen losgelaten en voel me bevrijd.
- Hij heeft zijn oude gewoontes losgelaten en is gezonder gaan leven.
- Wij hebben de controle over de situatie losgelaten en vertrouwen op het proces.
- Jullie hebben de remmen losgelaten en zijn op avontuur gegaan.
- De organisatie heeft de traditionele methoden losgelaten en is overgestapt op innovatieve technologieën.