lusten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | lust | lustte | heb gelust |
jij, je, u | lust | lustte | hebt gelust |
hij, zij, het | lust | lustte | heeft gelust |
wij | lusten | lustten | hebben gelust |
jullie | lusten | lustten | hebben gelust |
zij, ze | lusten | lustten | hebben gelust |
PresensBeta
Example presens sentences for Lusten with some of the pronouns.
- Ik lust een lekker stuk taart.
- Hij lust graag visgerechten.
- Wij lusten altijd een kopje koffie na het eten.
- Jullie lusten geen champignons, toch?
- De kinderen lusten alleen maar pannenkoeken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Lusten with some of the pronouns.
- Vroeger lustte ik geen groenten, maar nu kan ik ze wel eten.
- Hij lustte vroeger geen koffie, maar nu drinkt hij het dagelijks.
- Wij lustten als kinderen altijd dropjes.
- Jullie lustten toen geen spruitjes, maar nu misschien wel.
- De kinderen lustten vroeger geen broccoli, maar nu vinden ze het lekker.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Lusten with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren een heerlijke pizza gelust.
- Hij heeft dat nieuwe restaurant nog niet gelust.
- Wij hebben al die exotische gerechten geprobeerd en gelust.
- Jullie hebben vast wel eens sushi gelust, nietwaar?
- De kinderen hebben vanochtend een groot ontbijt gelust.