weven

Conjugations List of Weven.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikweefweefdeheb geweven
jij, je, uweeftweefdehebt geweven
hij, zij, hetweeftweefdeheeft geweven
wijwevenweefdenhebben geweven
julliewevenweefdenhebben geweven
zij, zewevenweefdenhebben geweven

Presens
Beta

Example presens sentences for Weven with some of the pronouns.

  • Ik weef een kleurrijke sjaal voor mijn vriendin.
  • Jij weeft prachtige patronen op het weefgetouw.
  • Hij/Zij weeft met veel precisie en vakmanschap.
  • Wij weven wollen stoffen voor de wintercollectie.
  • Jullie weven manden van riet als creatieve hobby.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Weven with some of the pronouns.

  • Vroeger, toen ik jong was, weefde ik vaak met mijn grootmoeder.
  • Elke zomer weefden we matten van gras voor op het terras.
  • Hij/Zij weefde lange tijd als beroep voordat hij/zij met pensioen ging.
  • Wij weefden altijd met natuurlijke vezels voor duurzaamheid.
  • Jullie weefden geduldig aan het kunstwerk voor de expositie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Weven with some of the pronouns.

  • Ik heb een prachtig tapijt geweven voor mijn woonkamer.
  • Jij hebt al meerdere kleden geweven voor je familie.
  • Hij/Zij heeft een uniek patroon geweven in de stof.
  • Wij hebben samen een kleurrijke wanddecoratie geweven.
  • Jullie hebben vorige week een nieuwe techniek gewoven.