vooruitzetten

Conjugations List of Vooruitzetten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzet vooruitzette vooruitheb vooruitgezet
jij, je, uzet vooruitzette vooruithebt vooruitgezet
hij, zij, hetzet vooruitzette vooruitheeft vooruitgezet
wijzetten vooruitzetten vooruithebben vooruitgezet
julliezetten vooruitzetten vooruithebben vooruitgezet
zij, zezetten vooruitzetten vooruithebben vooruitgezet

Presens
Beta

Example presens sentences for Vooruitzetten with some of the pronouns.

  • Ik zet de wekker vooruit.
  • Hij zet de stoelen vooruit.
  • Wij zetten de deadline vooruit.
  • Jullie zetten de tafel vooruit.
  • De kat zet haar pootjes vooruit.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vooruitzetten with some of the pronouns.

  • Ik zette de agenda vooruit.
  • Hij zette de film vooruit.
  • Wij zetten de ontwikkeling vooruit.
  • Jullie zetten de presentatie vooruit.
  • De leerkracht zette de les vooruit.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vooruitzetten with some of the pronouns.

  • Ik heb de klok vooruitgezet.
  • Hij heeft de plannen vooruitgezet.
  • Wij hebben het project vooruitgezet.
  • Jullie hebben de afspraak vooruitgezet.
  • De chef heeft het menu vooruitgezet.