overspoelen

Conjugations List of Overspoelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikoverspoeloverspoeldeheb overspoeld
jij, je, uoverspoeltoverspoeldehebt overspoeld
hij, zij, hetoverspoeltoverspoeldeheeft overspoeld
wijoverspoelenoverspoeldenhebben overspoeld
jullieoverspoelenoverspoeldenhebben overspoeld
zij, zeoverspoelenoverspoeldenhebben overspoeld

Presens

Example presens sentences for Overspoelen with some of the pronouns.

  • De rivier overspoelt regelmatig de omliggende gebieden.
  • Het water overspoelt de straten na hevige regenval.
  • Klimaatverandering kan leiden tot meer overstromingen die landen overspoelen.
  • De tsunami overspoelt de kustlijn met een enorme kracht.
  • Bij hoogtij overspoelt de zee het strand.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Overspoelen with some of the pronouns.

  • Toen ik klein was, overspoelde de rivier regelmatig ons dorp.
  • Elke winter overspoelden de smeltende sneeuw en regenval de velden.
  • Vroeger overspoelde het meer de omliggende weilanden na hevige regenbuien.
  • Tijdens de storm overspoelde de zee de boulevard en zorgde voor chaos.
  • De rivier overspoelde het lager gelegen gebied elk voorjaar.

Perfectum

Example perfectum sentences for Overspoelen with some of the pronouns.

  • De hevige regen heeft het gebied overspoeld en veel schade veroorzaakt.
  • Na de storm hebben de golven de promenade overspoeld.
  • We hebben het terrein snel verlaten nadat het was overspoeld door hoge golven.
  • De overstroming heeft de stad vorig jaar overspoeld en veel mensen dakloos gemaakt.
  • Ze hebben de dam gebouwd om te voorkomen dat het water het land zou overspoelen.