hekelen

Conjugations List of Hekelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhekelhekeldeheb gehekeld
jij, je, uhekelthekeldehebt gehekeld
hij, zij, hethekelthekeldeheeft gehekeld
wijhekelenhekeldenhebben gehekeld
julliehekelenhekeldenhebben gehekeld
zij, zehekelenhekeldenhebben gehekeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Hekelen with some of the pronouns.

  • Ik hekel de slechte service in dit restaurant.
  • Jij hekelt de hoge prijzen van de kledingwinkel.
  • Hij/zij hekelt het gebrek aan respect in de samenleving.
  • Wij hekelen de trage vooruitgang van het project.
  • Jullie hekelen de vervuiling in de stad.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Hekelen with some of the pronouns.

  • Vroeger hekelde ik de traagheid van de internetverbinding.
  • Toen je jonger was, hekelde je vaak het gebrek aan vrijheid.
  • Zij hekelde altijd de negatieve sfeer op het werk.
  • In die tijd hekelden we de onrechtvaardigheid van het systeem.
  • Jullie hekelden de hypocrisie van de politici dagelijks.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Hekelen with some of the pronouns.

  • Ik heb de onprofessionele houding van de medewerker vorige week gehekeld.
  • Jij hebt de misleidende reclame al eerder hekeld.
  • Hij/zij heeft de politieke corruptie herhaaldelijk hekeld.
  • Wij hebben het gebrek aan transparantie in de organisatie al aangekaart.
  • Jullie hebben de oneerlijke behandeling van de werknemers terecht hekeld.