paardrijden

Conjugations List of Paardrijden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrij paardreed paardheb paardgereden
jij, je, urijdt paardreed paardhebt paardgereden
hij, zij, hetrijdt paardreed paardheeft paardgereden
wijrijden paardreden paardhebben paardgereden
jullierijden paardreden paardhebben paardgereden
zij, zerijden paardreden paardhebben paardgereden

Presens
Beta

Example presens sentences for Paardrijden with some of the pronouns.

  • Ik rijd vandaag een paard in het bos.
  • Jij rijdt altijd naar de manege met de fiets.
  • Hij rijdt snel op zijn favoriete paard.
  • Zij rijden samen wedstrijden in het weekend.
  • Wij rijden regelmatig paard op het strand.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Paardrijden with some of the pronouns.

  • Ik reed vroeger vaak paard op de boerderij.
  • Jij reed altijd met je vrienden door het bos.
  • Hij reed langzaam op het oude paard.
  • Zij reden vroeger elke zondag naar de manege.
  • Wij reden als kind vaak pony's op de kinderboerderij.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Paardrijden with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren paardgereden in het park.
  • Jij bent al op veel verschillende paarden gereden.
  • Hij heeft nog nooit een paard bereden.
  • Zij zijn vorige zomer op een paardentocht geweest.
  • Wij hebben al vele prijzen gewonnen met paardrijden.