gewennen

Conjugations List of Gewennen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgewengewendeben gewend
jij, je, ugewentgewendebent gewend
hij, zij, hetgewentgewendeis gewend
wijgewennengewendenzijn gewend
julliegewennengewendenzijn gewend
zij, zegewennengewendenzijn gewend

Presens
Beta

Example presens sentences for Gewennen with some of the pronouns.

  • Ik wen aan het nieuwe klimaat.
  • Jij went snel aan veranderingen.
  • Hij/zij/het went langzaam aan de nieuwe routine.
  • Wij wennen aan de smaak van exotisch eten.
  • Zij wennen aan het leven in de stad.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Gewennen with some of the pronouns.

  • Vroeger wende ik snel aan nieuwe mensen.
  • Als kind wende jij makkelijk aan veranderingen.
  • Hij/zij/het wenste zich altijd aan de regels van de school.
  • Wij wensten ons aan de strenge winters in het noorden.
  • Zij wensten zich aan de lange werkdagen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Gewennen with some of the pronouns.

  • Ik ben gewend aan de drukte van de stad.
  • Jij bent snel gewend aan nieuwe situaties.
  • Hij/zij/het is langzaam gewend geraakt aan de nieuwe omgeving.
  • Wij zijn gewend aan het werken met deadlines.
  • Zij zijn gewend aan het spreken in het openbaar.