vijlen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vijl | vijlde | heb gevijld |
jij, je, u | vijlt | vijlde | hebt gevijld |
hij, zij, het | vijlt | vijlde | heeft gevijld |
wij | vijlen | vijlden | hebben gevijld |
jullie | vijlen | vijlden | hebben gevijld |
zij, ze | vijlen | vijlden | hebben gevijld |
PresensBeta
Example presens sentences for Vijlen with some of the pronouns.
- Ik vijl mijn nagels elke week.
- Jij vijlt het hout voor de tafel.
- Hij vijlt de sleutel zodat hij beter past.
- Zij vijlen de scherpe randen van het metaal weg.
- Wij vijlen onze messen voordat we gaan koken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vijlen with some of the pronouns.
- Ik vijlde mijn nagels elke week toen ik jong was.
- Jij vijlde het hout voor de tafel terwijl ik toekeek.
- Hij vijlde de sleutel totdat hij perfect paste.
- Zij vijlden de scherpe randen van het metaal weg tijdens de productie.
- Wij vijlden onze messen voordat we begonnen te snijden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vijlen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn nagels gevijld gisteren.
- Jij hebt het hout voor de tafel gevijld.
- Hij heeft de sleutel gevijld zodat hij beter paste.
- Zij hebben de scherpe randen van het metaal weggevijld.
- Wij hebben onze messen gevijld voordat we gingen koken.