meedoen

Conjugations List of Meedoen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdoe meedeed meeheb meegedaan
jij, je, udoet meedeed meehebt meegedaan
hij, zij, hetdoet meedeed meeheeft meegedaan
wijdoen meededen meehebben meegedaan
julliedoen meededen meehebben meegedaan
zij, zedoen meededen meehebben meegedaan

Presens
Beta

Example presens sentences for Meedoen with some of the pronouns.

  • Ik doe mee aan de wedstrijd.
  • Jij doet ook mee met het project.
  • Hij doet altijd mee met de activiteiten.
  • Zij doet graag mee aan sportevenementen.
  • Wij doen allemaal mee met de voorstelling.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Meedoen with some of the pronouns.

  • Ik deed mee aan de wedstrijd.
  • Jij deed ook mee met het project.
  • Hij deed altijd mee met de activiteiten.
  • Zij deed graag mee aan sportevenementen.
  • Wij deden allemaal mee met de voorstelling.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Meedoen with some of the pronouns.

  • Ik heb meegedaan aan de wedstrijd.
  • Jij bent ook meegegaan met het project.
  • Hij heeft altijd meegedaan met de activiteiten.
  • Zij is graag meegedaan aan sportevenementen.
  • Wij hebben allemaal meegedaan met de voorstelling.