tonen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | toon | toonde | heb getoond |
jij, je, u | toont | toonde | hebt getoond |
hij, zij, het | toont | toonde | heeft getoond |
wij | tonen | toonden | hebben getoond |
jullie | tonen | toonden | hebben getoond |
zij, ze | tonen | toonden | hebben getoond |
Presens
Example presens sentences for Tonen with some of the pronouns.
- Ik toon mijn schilderijen in de galerij.
- Jij toont interesse in de nieuwe film.
- Hij toont zijn talent tijdens het optreden.
- Zij tonen hun liefde voor elkaar in het openbaar.
- Wij tonen begrip voor je situatie.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Tonen with some of the pronouns.
- Vroeger toonde ik mijn schilderijen in de galerij.
- Jij toonde interesse in de nieuwe film toen we samen waren.
- Hij toonde zijn talent tijdens het optreden gisteravond.
- Zij toonden hun liefde voor elkaar in het openbaar op dat feest.
- Wij toonden begrip voor je situatie tijdens de vergadering.
Perfectum
Example perfectum sentences for Tonen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn schilderijen in de galerij getoond.
- Jij hebt interesse in de nieuwe film getoond.
- Hij heeft zijn talent tijdens het optreden getoond.
- Zij hebben hun liefde voor elkaar in het openbaar getoond.
- Wij hebben begrip voor je situatie getoond.