skaten

Conjugations List of Skaten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikskateskateteheb geskatet
jij, je, uskatetskatetehebt geskatet
hij, zij, hetskatetskateteheeft geskatet
wijskatenskatetenhebben geskatet
jullieskatenskatetenhebben geskatet
zij, zeskatenskatetenhebben geskatet

Presens
Beta

Example presens sentences for Skaten with some of the pronouns.

  • Ik skate regelmatig in het park.
  • Jij skatet graag op straat.
  • Hij/zij skate vaak met vrienden.
  • Wij skaten samen naar school.
  • Jullie skaten snel en behendig.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Skaten with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, skate ik elke dag in de buurt.
  • Vroeger skatete jij veel in het skatepark.
  • Hij/zij skate regelmatig tijdens de zomermaanden.
  • In mijn jeugd skate wij altijd na school.
  • Jullie skateten vroeger met jullie broers en zussen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Skaten with some of the pronouns.

  • Ik heb vorige week geskate in het skatepark.
  • Jij bent al vele keren geskate op deze baan.
  • Hij/zij is gisteren geskate op het plein.
  • Wij hebben een lange afstand geskate dit weekend.
  • Jullie zijn al meerdere keren geskate bij de rivier.