boeten

Conjugations List of Boeten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikboetboetteheb geboet
jij, je, uboetboettehebt geboet
hij, zij, hetboetboetteheeft geboet
wijboetenboettenhebben geboet
jullieboetenboettenhebben geboet
zij, zeboetenboettenhebben geboet

Presens
Beta

Example presens sentences for Boeten with some of the pronouns.

  • Ik boet voor mijn slechte daden.
  • Jij boet de schade die je hebt veroorzaakt.
  • Hij boet voor zijn fouten uit het verleden.
  • Wij boeten niet voor de fouten van anderen.
  • Zij boeten voor hun onverantwoordelijk gedrag.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Boeten with some of the pronouns.

  • Ik heb geboet voor mijn acties.
  • Jij hebt de schade geboet die je hebt veroorzaakt.
  • Hij heeft geboet voor zijn verleden.
  • Wij hebben niet geboet voor de fouten van anderen.
  • Zij hebben geboet voor hun roekeloosheid.