leegmaken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | maak leeg | maakte leeg | heb leeggemaakt |
jij, je, u | maakt leeg | maakte leeg | hebt leeggemaakt |
hij, zij, het | maakt leeg | maakte leeg | heeft leeggemaakt |
wij | maken leeg | maakten leeg | hebben leeggemaakt |
jullie | maken leeg | maakten leeg | hebben leeggemaakt |
zij, ze | maken leeg | maakten leeg | hebben leeggemaakt |
PresensBeta
Example presens sentences for Leegmaken with some of the pronouns.
- Ik maak de vaatwasser leeg.
- Hij maakt zijn tas leeg op het bureau.
- Wij maken de fles leeg tijdens het feest.
- Jullie maken de emmer leeg in de gootsteen.
- De kinderen maken hun bord leeg voor het toetje.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Leegmaken with some of the pronouns.
- Vroeger maakte ik mijn spaarpot leeg om snoep te kopen.
- Toen ik jong was, maakte ik altijd mijn bord niet leeg.
- Elke week maakten zij de koelkast leeg en deden ze boodschappen.
- Op vakantie maakten we de picknickmand leeg in het park.
- Tijdens de storm maakte de wind de bloempotten leeg.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Leegmaken with some of the pronouns.
- Ik heb de prullenbak leeggemaakt.
- Hij heeft zijn koffer leeggemaakt na de reis.
- Wij hebben de glazen leeggemaakt bij het proosten.
- Jullie hebben de tank leeggemaakt voordat je ging tanken.
- De schoonmaakploeg heeft het zwembad leeggemaakt voor onderhoud.