graveren

Conjugations List of Graveren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgraveergraveerdeheb gegraveerd
jij, je, ugraveertgraveerdehebt gegraveerd
hij, zij, hetgraveertgraveerdeheeft gegraveerd
wijgraverengraveerdenhebben gegraveerd
julliegraverengraveerdenhebben gegraveerd
zij, zegraverengraveerdenhebben gegraveerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Graveren with some of the pronouns.

  • Ik graveer een naamplaatje voor mijn hond.
  • Hij graveert prachtige designs in glas.
  • Zij graveren de initialen van het bruidspaar op de trouwringen.
  • We graveren een persoonlijke boodschap op het cadeau.
  • Jullie graveren de trofeeën voor het sportevenement.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Graveren with some of the pronouns.

  • Vroeger graveerde ik portretten in hout.
  • Hij graveerde regelmatig namen in juwelen.
  • Zij graveerden historische gebeurtenissen in marmer.
  • We graveerden onze initialen op een boom in het park.
  • Jullie graveerden gedichten in metalen platen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Graveren with some of the pronouns.

  • Ik heb een afbeelding gegraveerd op een metalen plaat.
  • Hij heeft al zijn sieraden laten graveren met zijn initialen.
  • Zij hebben een inscriptie gegraveerd in steen.
  • We hebben verschillende ontwerpen laten graveren in hout.
  • Jullie hebben de tekst op de medailles gegraveerd.