fotograferen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | fotografeer | fotografeerde | heb gefotografeerd |
jij, je, u | fotografeert | fotografeerde | hebt gefotografeerd |
hij, zij, het | fotografeert | fotografeerde | heeft gefotografeerd |
wij | fotograferen | fotografeerden | hebben gefotografeerd |
jullie | fotograferen | fotografeerden | hebben gefotografeerd |
zij, ze | fotograferen | fotografeerden | hebben gefotografeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Fotograferen with some of the pronouns.
- Ik fotografeer graag mooie landschappen.
- Hij fotografeert vaak portretten van mensen.
- Wij fotograferen regelmatig tijdens evenementen.
- Jullie fotograferen prachtige bloemen in de tuin.
- De studenten fotograferen interessante architectuur.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Fotograferen with some of the pronouns.
- Vroeger fotografeerde ik voornamelijk in zwart-wit.
- Toen ik jong was, fotografeerde ik mijn vrienden op school.
- Zij fotografeerden vaak tijdens hun vakanties in het buitenland.
- In die tijd fotografeerden we nog met analoge camera's.
- De fotografe maakte prachtige portretten van ouderen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Fotograferen with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren een prachtige zonsondergang gefotografeerd.
- Hij heeft al veel bekende personen gefotografeerd.
- Wij hebben onlangs een tentoonstelling met onze foto's gehouden.
- Jullie hebben mooie natuurfoto's gemaakt tijdens jullie reis.
- De fotograaf heeft vele prijzen gewonnen met zijn werk.